Triëst of Trieste, zoals de Italianen zeggen, is niet zo droevig als de naam doet geloven. Integendeel. Triëst bruist van het leven op de talloze terrassen in de schaduw van statige Habsburgse gebouwen, op grote en kleine pleinen, langs het Canal Grande of in het Joodse ghetto. Wij verbleven op de terugweg naar Nederland een paar dagen in deze stad en ter voorbereiding had ik Confessions of Zeno ter hand genomen van Italo Svevo; niets is immers leuker dan lezen op locatie.
Zvevo schreef tussen 1892 en 1920 en geldt als de meest vooraanstaande Italiaanse Modernistische schrijver, geïnspireerd door de theorieën van Freud, die ook vaak in Triëst – Wenen aan Zee – kwam. Aanvankelijk hadden zijn boeken en verhalen weinig succes, maar na het contact tussen Zvevo en James Joyce en diens grote waardering voor zijn werk, werd Svevo ontdekt door de Italiaanse critici van zijn tijd. James Joyce verbleef met tussenpozen in Triëst tussen 1905 en 1920 om les te geven aan het Berlitz instituut, waar hij Svevo ontmoette. Van Joyce is de uitspraak ‘…mijn ziel ligt in Triëst.’ Zijn standbeeld staat aan het Canal Grande.
Er staan meer bronzen standbeelden van schrijvers die in Triëst gewoond hebben: de proto-fascistische dandy Gabriele d’Annunzio, de dichter Umbert Saba en natuurlijk Svevo zelf. Claudio Magris, ook geboren in Triëst, moet nog even wachten tot hij de Nobelprijs wint. Van de Sloveense schrijver Boris Mahor, de oudste Holocaust-overlevende - nu 108 jaar oud – die vele jaren in Triëst gewoond heeft nadat Istrië geannexeerd was door eerst Italië en daarna Joegoslavië, staat al een standbeeld in Ljubljana.
Triëst noemt zich graag de literatuurhoofdstad van Midden Europa. Het moet gezegd worden, de stad stikt van de boekwinkels en stalletjes met tweedehands boeken en … ook belangrijk als je rustig die Confessions of Zeno wilt lezen, er zijn koffiehuizen te over. Hausbrandt en Illy hebben hier hun bakermat.