Indonesië is sinds een paar jaar bezig haar bankbiljetten te vervangen, niet met drie nullen eraf, maar gewoon 1.000 Roepia is 6 cent. Er zijn trouwens ook muntjes van 100 Roepia in omloop, die waarschijnlijk minder waard zijn dan ze kosten om te slaan en in omloop te brengen. Ik heb even nagekeken wie er tegenwoordig op die briefjes staan. Het zijn allemaal ‘helden van de republiek’, maar na de vechtersbazen uit de vorige serie, zijn het nu nogal kleurloze bureaucraten. De uitzonderingen zijn Cut Meutia, de laatste verzetsstrijdster uit Atjeh, en Frans Kaisiepo, een vrijheidsstrijder uit Nieuw-Guinea die op het biljet van IDR 10.000 prijkt, over wie straks meer.
Onze reis begon met een 6-daagse boottocht in Raja Ampat, een groep paradijselijke eilanden op het uiterste west-puntje van Irian Jaya (ook wel bekend als Nieuw-Guinea). Ik weet niet hoe jullie denken dat Irian Jaya eruit ziet, maar het ziet er inderdaad zo uit als je denkt dat het eruit zal zien. Dat is natuurlijk onzin, want we hebben alleen maar een beetje in Sorong (tweede stad) rondgeslenterd, maar goed, we waren niet verrast door wat we zagen.
Het grappige is dat Kaisiepo - de enige Papoea die aanwezig was tijdens de Malino-conferentie (zoek maar even op op Wikipedia) - heeft voorgesteld om Nieuw-Guinea voortaan “Irian” te noemen, wat in zijn eigen Biak-taal ook “warme plaats” betekent. Maar stiekem was Irian een acroniem voor “Join Republic Indonesia Anti Netherlands”. Toen bleek dat Irian in het Arabisch “naakte mens” betekende, werd het Papua Barat, maar dat heeft nooit een grote vlucht genomen. Kaisiepo hees al op 31 augustus 1945 (pikant: koninginnedag) de rood-witte vlag van de jonge republiek. Hij bleef zich inzetten voor de aansluiting van Nieuw-Guinea bij Indonesië, zat tussen 1954 en 1961 in het Nederlandse cachot en werd in 1963 gouverneur van Irian Jaya.
De ouderen onder jullie kunnen zich wellicht nog de overgave van Nieuw-Guinea herinneren in 1961, afgedwongen door de VS, door toedoen van Robert Kennedy, en de VN. Als voorwaarde werd gesteld dat Indonesië het land klaar zou maken voor een volksstemming volgens internationale maatstaven over aansluiting of onafhankelijkheid in 1969. Indonesië kwam er mee weg om het Javaanse “moesjawara”-systeem in te voeren voor dit referendum. Dat wil zeggen een Raad van Afgevaardigden van 1.025 personen die zo’n 800.000 Papoea’s representeerden. Op weinig subtiele wijze wisten de Indonesiërs deze Raad te vullen met vazallen en geldelijk beïnvloedbare Papoea’s. De uitslag laat zich raden. In 2017 werd een petitie, ondertekend door 60% van de inmiddels 3 miljoen Papoea’s, het land uitgesmokkeld en aan de VN voorgelegd, maar zonder resultaat. Inmiddels is Indonesië al jaren lang bezig de Papoea’s homeopathisch te verdunnen.
De migratiepolitiek berust erop om Java te ontlasten en (moslim)Javanen naar Irian Jaya te sturen. Daar komt bij dat we in Sorong veel kerken en weinig moskeeën hebben gezien. De luchthaven is zelfs vernoemd naar een lokale predikant en zendeling, Domine (met 1 ‘e’) Eduard Osok. Geografisch en cultureel hoort Irian Jaya ook helemaal niet bij Indonesië. Het ligt aan de andere kant van de befaamde Wallace-lijn en heeft meer met Polynesië dan met het oude Sunda te maken. Maar goed, hetzelfde geldt voor Celebes en de eilanden ten oosten van Bali.
Terwijl wij in de wateren van N-G, I J of P B voeren, werd de Nieuw-Zeelandse piloot van een vliegtuigje gekidnapt, die in de binnenlanden een aantal bouwvakkers moest ophalen. De kidnappers waren leden van de gewapende arm van de “Organisasi Papua Merdeka” die af en toe hit-and-run aanvallen uitvoert in een uitzichtloze vrijheidsstrijd.
Het plunderen van de bodemschatten (goud en koper) is een extra bron van onlusten. Pas sinds een paar jaar krijgen de Papoea’s een deel van de opbrengsten die de regering opstrijkt, de Indonesische pendant van Groningen.
Zo te zien zijn er nog interessante bankbiljetten te verwachten van vrijheidsstrijders in Indonesië.